• Slide-3

 

Het Bentheimer Landschaap

Het Bentheimer Landschaap vindt zijn oorsprong in Duitsland. In 1864 kwam het Bentheimer Landschaap reeds voor in het graafschap “Bentheim” en het aangrenzende zuidelijke Emsland.

Bijzonderheden

Het Bentheimer Landschaap is een groot, langbenig schaap met zwarte vlekken rond de ogen en op de voeten. De grote oren hebben meestal donkere uiteinden. De smalle kop is langwerpig en rond en vooral de rammen bezitten een duidelijke ramsneus. De meest oorspronkelijke dieren van dit ras hebben een zeer lange, bewolde staart die tot bijna aan de grond raakt. De wol is effen wit en valt bij de dieren van het oude type recht naar beneden. De vacht kan tot aan de grond reiken.

Vruchtbaarheid

De Bentheimer kent een onmiskenbaar lang bronstseizoen. Jonge ooien kunnen in de regel vanaf de 7e maand gedekt worden.

Rasbeschrijving in onderdelen
Hoofd
Rammen: Lange smalle kop met een duidelijke ramsneus, mannelijke uitstraling. Lange grote oren, worden iets naar voren, zijdelijngs uitstaand gedragen. De kop is vrij van wol en bedekt met kort, glad liggend haar.

Ooien: vrijwel gelijk aan de rammen maar iets smaller en vrouwelijker. Kop en oortippen mogen voorzien zijn van bruine of zwarte vlekken en stippen. Aanwezige vlekken of stippen hoeven niet symmetrisch te zijn.
Hoorns
Het Bentheimer Landschaap is ongehoornd.
Nek / Hals
De hals is langgerekt, matig bespierd, goed aansluitend bij de voorhand. De hals is bewold, ook de keelgang en nek.
Voorhand
De voorhand is voldoende ruim ontwikkeld, niet te zware en te diepe borst, de schouders goed aansluitend.
Middenhand
De middenhand heeft een goede buikontwikkeling, recht aansluitend bij de voorhand, sterke bovenbouw met een goede aansluiting bij de lendenen.
Achterhand
Het kruis is breed en voldoende lang, iets hellend (doch niet afhangend), goed bespierd
Beenwerk
Krachtig, niet te grof en een goede stand. Onbewold tot een handbreedte boven de voorknieën en spronggewichten. Klauwtjes, voeten en benen mogen in het onbewolde gedeelte zwarte vlekken of stippen vertonen.
Staart
Lange, bewolde staart, reikend tot over de hak.
Huid / Vacht
De wol is effen wit van kleur, goed gestapeld en heeft een lange vezel. De lengte van de wol reikt bij volwassen dieren tot over de voorknieën en hak. Manenvorming is toegestaan.

Ongewenst: donkere vlekken of stippen op de huid in het wolgedeelte.
Algemeen voorkomen
Het Bentheimer Landschaap is een vrij groot, gerekt en evenredig gebouwd schaap. Het heeft een rechte romp, krachtig beenwerk en edel van aangezicht. Het is een probleemloos Landschaap met een goede weerstand en bekwaam om lange afstanden te lopen.

Gewicht: rammen 80-115 kg / ooien: 60-70 kg.

Schofthoogte: rammen 70-75 cm / ooien 65-70 cm.
 
 

Het Charollais schaap is in 1991 door enkele fokkers in Nederland geïmporteerd. Het is een betrekkelijk jong Frans Ras en is gefokt voor een snelle vleesgroei zonder overmatige vetbedekking. Het schaap heeft goede slacht eigenschappen, terwijl de vruchtbaarheid zeer redelijk tot goed te noemen is. Het ras heeft na 1963 in Frankrijk een stormachtige groei doorgemaakt en is nadien geëxporteerd naar diverse landen waaronder Portugal, China, Duitsland, Engeland en nu ook naar Nederland. De populatie Charollais schapen in Engeland is zelfs vele malen groter dan in Frankrijk zelf.

De Historie van het Charollois schaap ligt in Frankrijk, waarop het einde van de 18de eeuw het schaap rond de heuvels van Charolles zijn oorsprong had, towndertijd de vlakte van "Morvandelles" genoemd. De schapen werden hooftzakelijkgeslacht voor de Parijse vleesconsumptie. Later werden er Merino schapen ingekruist voor de verbetering van de wol kwaliteit, wat tot gevolg had dat de vacht wit, zeer fijn ( 29 micron) en korte werd. Uiteindelijk werd, uit Engeland de Leicester geïmporteerd en Charollais, wat tot gevolg had dat men een hard ras kreeg wat onder sobere omstandigheden goed kon gedijen. De "Mouton Charollias" zoals men het schaap ging noemen werd gekenmerkt door zijn goede groei en het kon het gehele jaar door met de Charollais runderen buiten worden gehouden.

~ De Charollais heeft lange, beweeglijke oren en een breed onbewold voorhoofd wat roze gepigmenteerd is. Zowel de ooien als de rammen zijn ongehoornd.

~ De Charollais is lang, met een brede bespierde romp, een diepe middenhand met goed aangesloten schouders en een rechte brede rug met daarachter een goed en ruim bespierde achterhand. 

~ De Charollais heeft kort, droog en stevig beenwerk dat evenals de kop roze gepigmenteerd is.

~ De volwassen Charollais rammen hebben een gewicht dat varieert tussen de 110 en 140 kg en dat van de ooien tussen de 80 en 110 kg.

~ De Charollais heeft een normaal bronst seizoen, waarna de ooien werpen van half januari tot april. De rammen dekken het gehele jaar door en zijn daarom bij uitstek geschikt als vleeslam vader bij andere rassen, ook voor jaar rond productie, zoals de Flevolander, de Swifter en andere rassen die als vleeslammoeder worden gebruikt.  

 

Uit Engels onderzoek is gebleken dat nakomelingen van Charollais vaders even snel groeien als nakomelingen van Suffolk vaders en sneller dan de nakomelingen van andere vleeslam vaders waaronder de in Engeland gebruikte Texelaar. Mede door de snelle groei en de gunstige vetbedekking was de netto opbrengst van de Charollaiskruislingen enkele euro's hoger dan bij de vergeleken kruislingen.

De in Nederland gehouden proeven wijzen uit dat de kruislingen van Charollais vaders beste groeicijfers laten zien, variërend van 310 gram tot 520 gram netto groei per dag ( Uit Swifters en Flevolanders moeders ), Afhankelijk van de worpgrootte en de manier van afmesten. Door de geringere vetbedekking kunnen de lammeren enkele kilo`s zwaarder worden afgeleverd, zonder dat vervetting optreed.

Er zijn momenteel voldoende gegevens om de zuivere Charollais lammeren als volg te classificeren: 

+/- 20% klasse E

+/- 60% klasse U 

+/- 20% klasse R
 Dit alles met een vetbedekking van 1+ tot 2+

De gemiddelde vruchtbaarheid van Charollais schapen varieert van +/- 1,6 lammeren bij een jarige ooien en +/- 2,0 lammeren per worp bij de 2 jarige ooien, met dien verstande dat onder Nederlandse omstandigheden+/- 80% van de tot de ram toegelaten eenjarige ooien werpt. oudere ooien werpen twee en drielingen met een gemiddelde van 2,3 lammeren per worp.